
Iemand
Iemand
#11. Chocolaatje
Ik denk terug aan het lange uur dat ik anderhalf jaar geleden met haar doorbracht. Zwijgend, eerst. Toen, hortend, een paar woorden. En langzamerhand het hele verhaal. Over de opdringerige, suggestieve mailtjes van een mannelijke collega. Mailtjes die een verleden oprakelden dat niet opgerakeld wilde worden...
'Iemand' is een luisterboek met 17 korte verhalen over de kleine en grote triomfen die in onze sociale werkbedrijven worden behaald. Over struikelblokken en oplossingen, weerstanden en strategieën - maar vooral over de mensen om wie het uiteindelijk allemaal draait. Mensen die een extra zetje nodig hebben, een steun in de rug.
De korte verhalen zijn geschreven door Afke van der Toolen en ingesproken door Job Cohen, voormalig voorzitter van Cedris, de landelijke vereniging voor een inclusieve arbeidsmarkt.
Chocolaatje
‘Hallo’, zegt ze. Haar glimlach is schuchter, maar het ís
een glimlach. En ze is zélf naar me toe komen lopen.
Het is Mariëlla. Maar wel een andere Mariëlla dan
die van anderhalf jaar geleden. Die Mariëlla keek strak naar
de grond. Die deed schichtig een stapje opzij, weg van mij.
Weg van die man die te dicht bij haar kwam.
Ik vroeg haar: ‘Hoe gaat het met je?’
‘Goed,’ zei zij tegen de grond. Haar spitse, onopgemaakte
gezichtje zag er mat uit. Vlakbij waren haar toenmalige
collegaatjes verdiept in een afterweekend-gesprek.
‘Ben je met hem meegegaan?’ Giechel, giechel. ‘Ben je gek, hij
had nog jéugdpuistjes!’
Mariëlla bewoog niet. Geen moment keek ze me aan. Heel haar
houding drukte uit: Laat me met rust. Dus dat deed ik maar.
Toch keek ik bij de deur nog even om. Daar stond ze, over haar
werk gebogen. Haar kleine, vaardige vingers pakten een nieuwe
partij chocolaatjes in. Een, twee, drie, vier - tussenvelletje erop.
Vijf, zes, zeven, acht - doosje dicht. Met opgetrokken schouders
en een rug die ‘nee’ zei.
Dat beeld kwam me direct voor ogen, toen ik later hoorde dat
ze al weken thuiszat. Ziekgemeld. ‘Ze zegt niets,’ vetelde de
bedrijfarts me. ‘Maar er is iets dat dieper gaat dan de hoofdpijn
waarover ze klaagt.’
Ik dacht terug aan dat matte gezichtje, die strakke schouders.
‘Hoe gaat het met je?’ ‘Goed.’ En ik was weggegaan.
Ik wist wat me ditmaal te doen stond.
De receptie is buiten, op het gazon van het conferentiecentrum.
Tussen de gasten door bewegen zich elegant en zelfverzekerd de
serveersters met hun glimmende dienblaadjes. Waaronder zij.
Mariëlla. Een paar jolige heren maken een grapje tegen haar:
‘Jij mag mij altíjd bedienen!’ Ik houd mijn adem in. Maar ze
deinst niet terug, in ieder geval niet zo dat zij het merken.
Ik denk terug aan het lange uur dat ik anderhalf jaar geleden
met haar doorbracht. Zwijgend, eerst. Toen, hortend, een
paar woorden. En langzamerhand het hele verhaal. Over de
opdringerige, suggestieve mailtjes van een mannelijke collega.
Mailtjes die een verleden oprakelden dat niet opgerakeld
wilde worden...
Aan die collega kon ik iets doen. Aan dat verleden niet.
Mariëlla had gespecialiseerde hulp nodig. Hulp van
bedrijfsmaatschappelijk werk, de GGZ.
En nu dan die schuchtere glimlach, dat ‘Hallo’, dat me als
muziek in de oren klinkt.
‘Dag Mariëlla. Hoe gaat het?’
‘Goed,’ zegt ze. En ditmaal geloof ik haar.
Dan steekt ze haar dienblaadje naar me uit. ‘Chocolaatje?’